Hechtingsproblemen ontstaan vaak in onze vroege jeugd. Als je als kind niet de veilige en consistente liefde en aandacht hebt ervaren die je nodig had, kan dat invloed hebben op hoe je later relaties aangaat. Deze hechtingsproblemen zorgen ervoor dat je brein op zoek gaat naar manieren om de pijn van een onveilige verbinding te beschermen. Dit leidt vaak tot specifieke copingmechanismen die je later in je leven gebruikt.

Copingmechanismen als reactie op hechtingsproblemen

Wanneer je als kind niet de juiste vorm van hechting hebt mogen ontwikkelen, kan je brein bepaalde copingstrategieën inzetten om de pijn te verdoven. Denk hierbij aan gedragingen en patronen die in eerste instantie bedoeld zijn om de emotionele pijn te beperken. Deze copingmechanismen (beschermingsmechanismen) komen op verschillende manieren tot uiting:

1. Emotionele afstand en ontkoppeling

Sommige mensen ervaren dat ze zich emotioneel losmaken van anderen. Dit kan betekenen dat je bewust of onbewust afstand neemt van gevoelens om niet opnieuw gekwetst te worden. Bijvoorbeeld, als je een hechte band met een ouder mist, kan je later in je leven merken dat je moeite hebt om je echt open te stellen in relaties. Je voelt je vaak 'afwezig' of emotioneel verdoofd in situaties waarin diep contact gewenst is. Dit is een manier waarop je brein probeert om pijnlijke herinneringen en gevoelens niet opnieuw te ervaren.

2. Overmatige zelfredzaamheid

Een ander patroon dat vaak voorkomt, is dat je het idee hebt dat je helemaal niet op anderen kunt rekenen. Je leert dan al snel dat je zelf moet zorgen voor je eigen emotionele veiligheid. Dit kan zich uiten in een sterke behoefte om onafhankelijk te zijn. Als je als kind hebt geleerd dat je op niemand kunt vertrouwen, kan je als volwassene zo ver gaan dat je geen hulp of steun zoekt, ook niet als dat nodig is. Hierdoor kan er een gevoel ontstaan van isolatie en een sterke focus op zelfredzaamheid, wat weer een vorm van coping is.

3. Verlatingsangst en overcompenseren

Aan de andere kant kan het gebrek aan een veilige hechting ook leiden tot een constante angst om verlaten te worden. Dit uit zich in gedrag waarbij je voortdurend op zoek bent naar bevestiging in relaties. Soms kan dit leiden tot overcompenserend gedrag: je bent heel erg gericht op het binnenhalen en vasthouden van de aandacht van de ander, soms tot het punt dat je eigen behoeften op de achtergrond raken. Het kan voelen alsof je altijd op je hoede bent, bang dat de ander je op een gegeven moment toch weer verlaat.

4. Vermijdingsgedrag in relaties

Een ander veelvoorkomend copingmechanisme is vermijding. Als je in je jeugd pijnlijke hechtingservaringen hebt meegemaakt, kan het idee om opnieuw in een hechte relatie te stappen beangstigend zijn. Je kunt situaties of gesprekken uit de weg gaan die te veel herinneren aan eerdere teleurstellingen. Dit gedrag helpt je op korte termijn om de pijn te vermijden, maar laat vaak een gevoel van afstand en onbegrip achter.

Copingmechanismen zijn diepgewortelde jeugdervaringen

Hechtingsproblemen zorgen er vaak voor dat ons brein unieke manieren ontwikkelt om met pijn en teleurstelling om te gaan. Of je nu emotioneel afstand neemt, overcompenserend gedrag vertoont of juist relaties vermijdt, deze copingmechanismen zijn diep geworteld in je vroege ervaringen. Ze geven inzicht in hoe je als volwassene omgaat met de pijn van onveilige hechting. Het herkennen van deze patronen kan een eerste stap zijn in het begrijpen van je eigen gedrag, zonder dat er meteen gezocht wordt naar oplossingen.